Meteoroloog: het hoofd tussen de wolken

Onze paracommando’s springen niet zomaar altijd en overal uit het vliegtuig. De omstandigheden moeten vooraleerst veilig zijn. Behalve het tactische moet ook het meteorologische plaatje kloppen. Lees: het weer moet goed zitten. De meteorologen van Defensie spelen een grote rol in dit beslissingsproces.

 

In het Zuid-Franse Pau traint het Special Operations Regiment momenteel haar kerntaken, de snelle inzetbaarheid van onder andere onze paracommando’s. Het infiltratiemiddel bij uitstek voor para’s is uiteraard de parachutesprong. Maar de weersomstandigheden laten deze tactiek niet altijd toe. Onze meteorologen beoordelen eerst de situatie. “Wij meten onder andere de luchtdruk, windsnelheid en temperatuur,” vertelt sergeant Bo Liekens. Zij werkt als forecaster (weersvoorspeller) op de basis van Kleine Brogel, maar reist soms dus ook mee naar het buitenland.

 

“Via mijn vader kwam ik in het wereldje van het zweefvliegen terecht,” vertelt ze. “Je krijgt daar een kleine cursus meteo vooraleer je mag beginnen. Die materie boeide me wel en wanneer ik te weten kwam dat Defensie ook jobs als meteoroloog aanbood, solliciteerde ik.”

 

Na haar onderofficierenopleiding in Saffraanberg en haar stage op de luchthaven van Bevekom belandde Bo als forecaster op de luchtmachtbasis Kleine Brogel. “Dat houdt vooral in dat ik het weer in de gaten houd en de piloten op de hoogte breng van meteo-informatie die voor hen van belang kan zijn.”

 

Aan de rand van een gigantische landingszone, op vier uur rijden van Pau, stelt Bo samen met haar collega’s apparatuur op om haar metingen te doen. Een van de eerste metingen die ze uitvoeren is de wind, zowel de sterkte als de richting. “We laten een grote, rode weerballon gevuld met helium op en met de theodoliet (zie foto) meten we dan de drift, de afdrijving.” Paracommando’s landen heel zelden zonder enige afdrijving. Enkel wanneer het windstil is, vindt er amper afdrijving plaats. “Voor parachutespongen met automatische opening, zoals de para’s meestal doen, mag de wind niet sterker dan 16 knopen zijn. Bij vrije val sprongen, waar militairen van nog veel hoger springen, ligt die grens op 22 knopen.” Niet alleen de wind, maar ook luchtdruk en temperatuur zijn belangrijke factoren tijdens een sprong. “Ook die informatie geven wij door naar degenen die bepalen of de sprong al dan niet plaats vindt.”

 

“Je geeft nuttige informatie, je komt veel onder de mensen en je gaat weleens op buitenlandse oefening zoals deze,” besluit Bo. “Af en toe maak je mensen gelukkig, omdat het weer mee zit. En af en toe ook niet. Niets aan te doen dan,” lacht ze.

Rein Van den Bergh

Gert-Jan D’Haene